Drijfplanten
Drijfplanten drijven op het water en kunnen zich door de hele vijver verplaatsen. Net als planten met drijvende bladeren zorgen ze voor schaduw in het water. Ook zorgen ze voor zuurstof.
Onderhoud Als de wortels van drijfplanten in ondiep water in contact komen met de vijverbodem ontstaan grondwortels. Drijfplanten behoeven echter nooit in mandjes te worden geplant. Vermeerderen ze zich te sterk, dan biedt een schepnet uitkomst. Tegen de herfst kunnen ze het beste worden verwijderd voordat ze afsterven. Hoe minder organisch materiaal in de vijver verteert, hoe minder bagger en moerasgas zal ontstaan.
Verschillende drijfplanten Andere drijfplanten, zoals waternoot (Trapa natans), sterven voor een groot deel af maar overwinteren als resterende winterknolletjes op de bodem. Een soort als krabbenscheer (Stratiotes aloides) zakt als het kouder wordt steeds dieper in het water en stijgt als het warmer wordt weer op. Dan zijn er ook nog soorten van (sub)tropische herkomst die onze winters niet overleven, zoals het mosselplantje (Pistia stratiotes) en de blauw bloeiende waterhyacint (Eichhornia crassipes).
Drijfplanten
* Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) * Krabbenscheer (Stratiotes aloides) * Kroosvaren (Azolla mexicana) * Mosselplantje (Pistia stratiotes) * Puntkroos (Lemna trisulca) * Vlotvarentje (Salvinia natans) * Waterhyacint (Eichhornia crassipes) * Waternoot (Trapa natans)
|