Bomen en leven
Bomen zijn belangrijk voor ander leven. Bomen groeien van nature in bossen. Bossen zijn qua dieren de rijkste gebieden op aarde. Dat wil zeggen: de variatie is er het grootst, ook wat klein leven betreft. Waar bomen zijn, is ook ander leven. Zelfs op en in een boom in uw straat. Op een oude eik bijvoorbeeld leven alleen al honderden soorten insecten naast elkaar, waar weer vogels op af komen.
Mensen en bomen Bomen werden heel lang bijna uitsluitend als economische objecten gezien. Ze werden geplant om op een goed moment te worden omgehakt. Grote delen van het landschap waren een paar eeuwen geleden behoorlijk kaal.
Dat is inmiddels flink veranderd. Niet in het minst dankzij de inspanningen van natuur- en milieuorganisaties. In het landschap en in een tuin vallen bomen het meeste op. Ze geven vorm aan de omgeving en bepalen voor een groot deel de sfeer.
Houtleverancier Er is altijd wel gevoel geweest voor het majestueuze van een boom, maar een boom was in mensenogen toch ook heel lang vooral houtleverancier. Ooit leek het of bossen niet uitgeput konden raken en werden de mooiste bomen lukraak geveld. Hier en daar gebeurt dat helaas nog.
Nu we weten hoe snel een natuurlijk bossysteem ontwricht kan raken, is de belangstelling voor duurzaam geteeld hout enorm toegenomen. Roofbouw is niet meer nodig. Verantwoorde kap- en -plantsystemen kunnen zorgen dat het bos nooit opraakt.
Voor de zeer soortenrijke tropische bossen is een apart plantagesysteem vaak het beste om aan de vraag naar bepaalde houtsoorten te voldoen. Het FSC-keurmerk (met het boompje) staat garant voor eerlijk verkregen hout uit alle delen van de wereld.
Voortplanting De meeste bosbomen zijn windbestuivers. Hun bloemen vallen weinig op en ze geuren niet. Windbestuivers kunnen enorme wolken stuifmeel vrijlaten. Bij bomen waarvan de bloemen door insecten worden bestoven, zijn die bloemen veel opvallender. Denk maar aan fruitbomen.
Verspreiding Op allerlei manieren proberen bomen hun vruchten zo ver mogelijk te verspreiden. Dat gebeurt onder andere door ze te laten opeten. De zaden of pitten zijn in dat geval bestand tegen de verteringssappen in het lichaam van de eter. De zaden verlaten dat lichaam in een portie mest die goed is voor de kieming en de eerste voedselbehoefte.
Andere manieren om de zaden te verspreiden, zijn bijvoorbeeld via vleugels, pluis, luchtblaasjes waardoor de zaden op water blijven drijven (bij elzen), door allerlei mechanieken waarmee zaden worden weggeschoten.
Opvallend is de enorme schijnbare verkwisting die bij de productie van vruchten en zaden optreedt. Ze worden in grote aantallen geproduceerd en vormen een rijke voedingsbron voor dieren en in veel gevallen ook voor mensen. Vaak worden honderden tot wel duizenden vruchten per boom gevormd, waarvan er hooguit enkele weer tot boom uitgroeien. De rest verdwijnt in het natuurlijke systeem.
Er is eens uitgerekend dat van een eik in het bos 99 van de 100 eikels worden opgegeten. Van de overblijvende kiemt er ook maar 1 op de 100 en van al die kiemplanten wordt maar 1 op de 100 volwassen. Toch blijft het eikenbestand zich voldoende vernieuwen. |