WEERSVERWACHTING

Grondsoorten 

Welke grondsoort heeft u in uw tuin?

In vrijwel alle tuinen bestaat de grond uit minerale deeltjes en organische stof plus water en lucht. Die minerale deeltjes kunnen verschillende maten hebben: de grofste zijn zandkorrels, als het fijner wordt, heet het slib dat neerslaat als klei. Er zijn er eindeloos veel verschillende samenstellingen die allemaal andere namen hebben.

Het vaststellen van de grondsoort kan ook met de hand en op het oog. Neem een hoeveelheid grond in uw handen en probeer er een bal van te kneden. Valt die niet uit elkaar dan zit er een flink percentage kleideeltjes in. Valt hij wel uit elkaar dan is het percentage zanddeeltjes groter. Lukt het absoluut niet er een bal van te kneden en stroomt de (droge) grond tussen uw vingers weg, dan heeft u met arme zandgrond te maken.

Voelt de grond vezelig aan en is deze donker van kleur, dan is het veengrond of in ieder geval grond met een hoog percentage organische stof. Over het algemeen geldt: hoe donkerder de grond, des te meer organische stof deze bevat. Wrijf ook wat grond tussen uw vingertoppen. Voelt deze duidelijk korrelig aan en ziet u kleine steentjes, dan is het zandgrond. Voelt het glad aan, dan heeft u met kleiige grond te maken.

In de tuinpraktijk gaat het om de volgende soorten:

Zandgrond 

Bestaat vooral uit korrelige deeltjes die rond en afgesleten kunnen zijn of ruwe randjes hebben (scherpzand). Er zit altijd veel lucht tussen de korrels. Zand is lichte grond en makkelijk bewerkbaar. Het nadeel is dat water er snel doorheen zakt. Pure zandgrond droogt daardoor vrij snel uit en mest en andere voedingsstoffen spoelen mee uit naar het grondwater.

Werk er in voor- en najaar flinke hoeveelheden organisch materiaal doorheen en breng een mulchlaag aan. Spit er niet zwaar in. Het is vaak voldoende om zandgrond bij de inrichting van de tuin eenmaal goed te spitten en daarna te zorgen dat het percentage organische stof op peil blijft.

Bepaal de pH en als de grond vrij zuur is, kunt u bekalken. Doe dat ruim voordat u eventueel mest opbrengt, want de stikstof uit de mest en kalk reageren met elkaar.
Terug naar boven

Leemgrond 

Deze grond – een mengsel van zand en kleideeltjes – zou iedere tuinier willen hebben. Het is zeer vruchtbaar en goed te bewerken, houdt voldoende water vast, en overtollig water kan goed wegzakken. Verbeter deze door ieder voorjaar, nadat de grond is opgewarmd, een flinke mulchlaag aan te brengen.
Terug naar boven

Kleigrond 

Kleigrond is heel vruchtbaar, maar moeilijk bewerkbaar. Voornamelijk doordat er zo weinig lucht tussen de fijne gronddeeltjes zit. Kleigrond houdt veel water vast, maar in de zomer wordt het soms zo hard als beton. Het krimpt en scheurt als het uitdroogt, terwijl het ’s winters één natte, plakkerige massa wordt.

Klei is ook slappe grond. Een zandpakket ligt stevig, klei beweegt. Een op klei gebouwd huis kan verzakken. Spit zware kleigrond in het najaar en werk er organisch materiaal doorheen. Laat de ruwe kluiten zo liggen, die moeten kapotvriezen.

Loop ’s winters zo min mogelijk over kleigrond. Kalk strooien verbetert de structuur ook, evenals het aanbrengen van een mulchlaag in het voorjaar nadat de grond is opgewarmd.
Terug naar boven

Kalkgrond 

Echte kalkgrond komt in Nederland en Vlaanderen niet zoveel voor. Kalkgrond is te herkennen aan de brokjes witte of lichtgele kalk die als een soort steentjes in meestal licht gekleurde grond aanwezig zijn. Kalkgrond is vruchtbaar, maar droogt snel uit. Niet alle gewassen doen het er goed op.

De meeste kalkbodems zijn in vroegere zeeën ontstaan uit de skeletten van dieren en algen. Kalksteen zit meestal vol fossiele resten en bestaat uit allerlei verbindingen op basis van calcium. Of de grond in uw tuin erg kalkrijk of juist aan de zure kant is, kunt u constateren met een chemisch testje.

Werk ieder voorjaar organische stof door de grond en dek af met een dikke laag mulch. Gips strooien helpt om de grond losser te maken.
Terug naar boven

Veengrond 

Veengrond bestaat voor het overgrote deel uit afgestorven plantenresten, dus uit organisch materiaal. Daarbij is veen altijd zuur. Het is bovendien donker gekleurd. Door de vezelige structuur en het enorme waterbufferende vermogen kan veengrond heel lang nat blijven. Maar als het uitdroogt – wat in lange, hete zomers kan gebeuren – is het heel moeilijk weer vochtig te krijgen.

Ook een droge turf, in feite een brok gedroogd veen, is bijna niet nat te krijgen. Hier zit al veel organisch materiaal in. Het probleem is meestal de afwatering. U kunt de drainage bevorderen door grit, fijn split of ander grindachtig materiaal door de grond te spitten. De verhoging van het gehalte aan minerale stof verbetert ook de voedingswaarde.
Terug naar boven

De zuurgraad (pH) van de grond bepalen 

Er zijn twee uitersten: pH 1 is ontzettend zuur en pH 14 is verschrikkelijk kalkrijk, ofwel alkalisch. Bij pH 7 ligt het omslagpunt, dan is de grond even zuur als kalkrijk. De meeste tuinplanten, ook vruchtbomen, groeien liefst in iets zure grond. Ongeveer pH 6,5.

Er zijn ook zuurminnende planten, zoals veel heidesoorten, Rhododendron’s, Pieris en de blauwe bes. Op kalkgrond komt de grootste verscheidenheid aan plantensoorten voor. In tuincentra kunt u testsetjes kopen om de pH te bepalen.
Terug naar boven

Wat is mulchen?

Mulchen is het afdekken van de grond met een laag doorlatend materiaal. Dat kan mineraal zijn, zoals grind of steenslag, maar ook organisch: boomschorssnippers, compost, oude koemest of cacaodoppen. Organisch materiaal wordt door het bodemleven langzamerhand in de bodem opgenomen en tot humus verwerkt.

Een laag mulch voorkomt dat de grond snel uitdroogt of dichtslaat. Strooi een laag van minstens vijf centimeter op alle open grond en rond planten. Dat houdt ook veel onkruidgroei tegen.
Terug naar boven

Humus

Humus is de bovenste, levende grondlaag in de natuur met minerale deeltjes en materiaal van organische oorsprong. In de humuslaag organiseert het bodemleven (bacteriën, schimmels, wormen, enzymen) een gigantisch recyclingproces waarbij dood organisch materiaal wordt afgebroken tot stoffen die voor planten als voeding opneembaar zijn.

Humus houdt water vast en laat een teveel aan water goed door. Gronden met veel slib worden door de humusvorming beter bewerkbaar en losser, zandgronden krijgen juist een meer samenhangende structuur. Door de menging ontstaat een homogene structuur.

Planten die in een humuslaag groeien, groeien als het ware in een soort astronautenvoedsel voor planten. Alles wat ze nodig hebben, zit erin. Het enige wat u hoeft te doen, is zorgen dat die humuslaag in stand blijft door er regelmatig organische stof aan toe te voegen. De rest doet de natuur.
Terug naar boven

Grondwater

Regenwater zakt in de grond en blijft zakken tot het op een ondoorlatende laag (of rotsbodem) stuit. Boven zo’n laag wordt een voortdurend natte zone gevormd die metersdik kan zijn en waardoor het water zich langzaam verplaatst. Dat is het grondwater.

Als er veel water is, zit de bovenlaag van die waterzone hoger dan wanneer het lang droog is geweest of er veel water werd weggepompt. Er kunnen in de ondergrond verschillende grondwaterlagen onder elkaar aanwezig zijn, door ondoorlatende lagen van elkaar gescheiden.

Zo bevinden zich onder de Sahara immense ondergrondse meren. Als u in uw tuin een kuil graaft, stroomt er op een gegeven moment water in die kuil. Dan heeft u de grondwaterlaag bereikt.
Terug naar boven