WEERSVERWACHTING

Hagenkabinet vol leven

 

Hagen zijn er om af te scheiden. Het ene perceel van het andere of om vee in een weide te houden of wilde dieren erbuiten, om wind te breken, geluid te verzachten, een groene achtergrond te vormen of inkijk tegen te gaan. Dat zijn de meest gebruikelijke opties. Maar het kan ook heel anders. Hagen kunnen een verrassingselement zijn, iets wat erachter ligt verbergen of juist suggereren. In het laatste geval werkt een haag ruimtegevend. Het kan ook een perspectivisch en richtinggevend element zijn. En als een haag strak geschoren is, kan het zelfs een levend architectonisch geheel zijn.

Een goede haag bestaat uit heesters of bomen met een opmerkelijk dichte, tamelijk horizontale vertakking. Die takken moeten bij de planten onderling goed in elkaar grijpen, zodat ze als haag één geheel vormen. En als ze dan ook nog stekels of doorns hebben, is er sprake van een echt ondoordringbare haag, zoals een meidoornhaag (Crataegus) of een rozenhaag van eglantier (Rosa rubiginosa) of de Japanse bottel- of rimpelroos (R. rugosa). Goede haagplanten vormen een select gezelschap. We noemen hier drie heel speciale en totaal verschillende typen:

Hulstsoorten (Ilex)

Voor een fraaie haag worden altijd groenblijvende hulstsoorten gekozen (er bestaan ook bladverliezende), vaak cultivars van de gewone of scherpe hulst (Ilex aquifolium), de sterkste in ons klimaat. Van deze struik of boom bestaan tientallen cultivars, ook met geel- of witbont blad, gestekeld of met golvende bladranden, met de bekende rode, maar ook gele en zelfs witte bessen. Bij de meeste is een manlijke plant nodig om aan de vrouwelijke bessen te krijgen. De echte beshulst (‘Pyramidalis’) geeft zeer veel (rode) bessen. De dichtvertakte planten laten zich uitstekend snoeien (ook in allerlei vormen). De ‘Blue Hollies’, Amerikaanse hulstcultivars van de soort Ilex × meserveae geven grote rode bessen en hebben prachtig glanzend blauwgroen blad. De meeste hulsttypen groeien langzaam.

 

Levensbomen (Thuja)

Thuja’s zijn wintergroene coniferen met overwegend schubvormig loof. Veel ervan zijn uitstekende haagplanten. Er zijn diverse soorten met namen als westerse levensboom (Thuja occidentalis) uit Noord-Amerika, de oosterse levensboom (T. orientalis) uit Azië en bijv. de reuzenlevensboom (T. plicata; Western Red Cedar) uit westelijk Noord-Amerika. Van deze soorten bestaan tientallen cultivars met allerlei groeivormen, loofkleuren, vruchtkegeltjes en bladgeuren. Bij T. occidentalis-typen heeft het loof vaak een kruidige, appelachtige geur als het wordt gewreven. Goede haagtypen vormen een prachtige, goed snoeibare, gesloten ‘wand’.

 

Venijnboom (Taxus)

Niemand weet precies hoe oud de oudste nog levende taxussen zijn. De schattingen lopen uiteen van 1000 tot wel 3000 jaar. Dat komt daardoor alle oude taxussen hol zijn. Het aantal jaarringen is dus niet meer vast te stellen. In Engeland en Frankrijk staan nog oeroude, holle taxussen met een omvang van 10 tot 12 m. Vanwege de giftigheid voor het vee (vooral voor paarden) zijn in vroeger eeuwen in heel Europa Taxus-bestanden uitgeroeid. Maar deze magnifieke, langzaam groeiende bomen hebben geweldige eigenschappen. Ze willen zelfs onder beuken groeien, lopen moeiteloos uit kaalgesnoeid hout weer uit en uit snoeisel van de belangrijkste soort (Taxus baccata) wordt de stof taxol gewonnen waarmee eierstokkanker wordt behandeld. Van deze conifeerachtige planten (ze vormen een eigen, honderden miljoenen jaren oude plantengroep) zijn veel kweekvormen fantastische haagplanten die zeer goed (ook in vorm) zijn te snoeien. Andere soorten zijn o.a. de Japanse taxus (T. cuspidata) en de kruisingsvorm T. × media. De keuze is groot, ook qua loofkleuren. Let bij aanschaf op de aanduiding ‘Hagengroep’ of ‘Hedge Group’. Dan krijgt u de juiste typen.

 

TIP

Bij de meeste haagplant-soorten kunt u uitgaan van 4 à 5 planten per strekkende meter om een mooi gesloten haag te krijgen. Het te planten aantal hangt ook af van de aanschafmaat.

 

Tuintips voor december

Bladverliezende bomen en heesters kunt u nu planten en verplanten (als het niet vriest). Blijf maaien zolang het gras groeit. Niet over bevroren gras lopen. Maak gereedschappen en tuinmachines schoon en vet ze in (ook houten stelen van gereedschappen invetten; dan blijven ze soepel en veerkrachtig). Zet een ijsvrijhouder in de vijver. Vormsnoei bij bomen toepassen. Zorg voor winterbescherming van uw planten (ook in potten en bakken).